"Gods weg is de enige"

 26 februari 2012, Br. S. van Groningen

Afspelen


Download
Audiobestand (MP3)  


Beschrijving
Mozes krijgt van God de opdracht om Zijn Naam onder het volk bekend te gaan maken als De Heere, Jahweh, de God die doet wat Hij belooft, de Verbonds God. Tot nu toe kenden de Israelieten Hem alleen onder de Naam van Heere, maar nog niet als de God Die zichtbaar en actief Zich bezighoudt met Zijn volk. Bij de brandende braamstruik ligt het begin van het ontstaan van Israel als volk. Alles wat hierna gebeurt, is er opgericht om dit volk zichtbaar te laten zijn en dat ging zonder enige moeite. De Heere zou haar dwars door de 10 plagen van Egypte heen uitredden, bevrijden en hen uiteindelijk in de vrijheid gaan stellen. In de tien plagen laat Hij zien dat de afgoden van Egypte niets voorstellen en dat er alleen redding is dankzij het bloed. Het begint bij de plaag dat de Nijl; verandert in bloed en het eindigt bij het bloed van het lammetje gesmeerd aan de dorpel van hun huizen. Buiten het geboortekanaal, buiten het slavenkamp van farao wordt Israel zichtbaar en wordt door God naar de Schelfzee geleid. De vijand Egypte, satan, is echter dicht achter hen. Voor de rivier staat Israel voor de keus: terug of met de Heere naar de overkant. Nadat ze zich in de handen van de Heere over hadden gegeven, sloot Hij de deur achter hen voor de vijand. Als bevrijden, wedergeborenen gingen ze met Hem op weg…. . door de woestijn van het leven. Maar nu samen met Hem die Israel en ons een nieuw leven heeft gegeven. Ieder moet Hem wel aanvaarden als Heere in je leven. Israel is helaas nog niet zover, maar gelovige die ziet op Hem, wel.

Tot slot: Neem het advies over en zeg:
• Mij geschiede naar Uw Woord
• Ik wil leven met Uw Woord
• Ik geloof U op Uw Woord.

Hij is de enige weg ten leven en niets kan mij scheiden van Zijn Liefde.


In de preek aangehaalde bijbelteksten (Statenvertaling)

Exodus 6:1-8
1 (5:24) Toen zeide de HEERE tot Mozes: Nu zult gij zien, wat Ik aan Farao doen zal; want door een machtige hand zal hij hen laten trekken, ja, door een machtige hand zal hij hen uit zijn land drijven. 2 (6:1) Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, 3 (6:2) En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. 4 (6:3) En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. 5 (6:4) En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. 6 (6:5) Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; 7 (6:6) En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal u tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren. 8 (6:7) En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE! 



Deze spreker:
Br. S. van Groningen

Zoek op trefwoord:
Lam
Bloed